Radiotherapie

Chirurgie, chemotherapie, radiotherapie: het zijn de drie pijlers van de behandeling van (urologische) tumoren. Chemotherapie wordt gegeven binnen alle DUOS ziekenhuizen. Vijftien DUOS ziekenhuizen hebben de mogelijkheid tot radiotherapie. Op verzoek van patiënten wordt aangegeven hoe chemo- en radiotherapie binnen DUOS worden ingezet.

Wat is radiotherapie?

Eenderde van de patiënten krijgt radiotherapie als een eerste curatieve (genezende) behandeling, nog eens eenderde krijgt palliatieve (ziekteremmende of klachtenverminderende) radiotherapie wanneer genezing niet meer mogelijk is. Dankzij betere beeldvormende technieken (CT, MRI en PET), precieze bestralingstechnieken (stereotaxie, IMRT en IGRT) en de opkomst van multidisciplinaire behandelingen waarin radiotherapie wordt toegepast in combinatie met chirurgie, chemotherapie of targeted therapieën zijn de huidige genezingskansen verbeterd en bijwerkingen afgenomen.

De grootte van de tumor, aangegeven door het internationale TNM-stadiëringssysteem waarbij T staat voor de uitgebreidheid van de tumor in het orgaan waarin deze is ontstaan, bepaalt niet alleen de kans  dat men de tumor met bestraling onder controle kan houden, maar ook het bestralingsvolume en daarmee het risico op bijwerkingen.

Als curatieve behandeling blijft radiotherapie beperkt tot de lokale tumor en eventueel de regionale lymfeklierstations. Radiotherapie is zelden curatief bij ziekten die zijn uitgezaaid naar afgelegen organen, maar kan wel zeer effectief zijn bij de palliatie van ernstige klachten door een gemetastaseerde ziekte, zoals bij pijn, bloedingen, benauwdheid of dreigende verlammingen.

Gevoeligheid voor bestraling

De gevoeligheid voor bestraling is afhankelijk van de histologische oorsprong van de tumor. Lymfomen zijn erg gevoelig voor bestraling. Carcinomen zijn redelijk gevoelig, terwijl melanomen en gliomen matig gevoelig zijn. De plaats waar een tumor zich bevindt, heeft weinig invloed op de gevoeligheid voor bestraling, maar de lokalisatie bepaalt wel hoe snel een tumor klachten geeft en behandeld wordt. Bovendien beperkt het omringende gezonde weefsel de maximale bestralingsdosis die kan worden gegeven. Daarnaast is de conditie van de patiënt van belang. Bij een slechte conditie moet men de bestraling soms onderbreken en de kans op herstel wordt minder.

Uitwendig of inwendig?

In de radiotherapie maakt men onderscheid tussen uitwendige bestraling (teletherapie), waarbij de bestralingsbron zich buiten het lichaam bevindt, en inwendige bestraling (brachytherapie), waarbij de bron zich direct naast of in de tumor bevindt.

Bij blaaskanker wordt zowel in- als uitwendige bestraling gegeven. De uitwendige bestraling wordt op de tumor in de blaas of op eventuele uitzaaiingen gegeven. Sommige mensen met blaaskanker komen in aanmerking voor inwendige bestraling. Deze behandeling is in opzet genezend. Bij inwendige bestraling wordt radioactief materiaal (bronhouders) onder plaatselijke verdoving in of bij de tumor geplaatst. De patiënt wordt aangesloten op een ‘afterloading apparaat’ dat radioactiviteit overbrengt naar de bronhouders. De radiotherapeut berekent nauwkeurig hoeveel straling er nodig is. Tijdens de behandeling wordt via een blaaskatheter de urine afgevoerd.

Of er al dan niet radiotherapie wordt toegepast bij zaadbalkanker heeft te maken met het tumortype. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een seminoom; niet-seminoom en een combinatietumor van een seminoom en een niet-seminoom. De tumortypen verschillen in: de soort cellen waaruit de tumor bestaat; het tempo waarin de tumor groeit en de mate waarin er uitzaaiingen zijn. Daarnaast kent zaadbalkanker:

  • Stadium I: tumor in zaadbal, geen uitzaaiingen.
  • Stadium II: tumor in zaadbal en lymfeklieren onder middenrif.
  • Stadium III: De ziekte zit in lymfekliergebieden in het hele lichaam.
  • Stadium IV: De tumor heeft zich vanuit de zaadbal verspreid naar organen, als longen en lever.

Bij ongeveer 95% van de patiënten stelt de arts een seminoom in stadium I of II vast. Bij seminoom I, met name in het geval van grotere tumoren, wordt vaak aanvullend (adjuvant) bestraald op de lymfeklieren. Bij uitzaaiingen (stadium II-IV) wordt doorgaans chemotherapie gegeven.

Bij prostaatkanker kan zowel uitwendige als inwendige bestraling worden gegeven. De brachytherapie (inwendig) vindt plaats door het permanent plaatsen van kleine staafjes (jodiumzaadjes) of door het enkele malen kortdurend bestralen met een iridiumbron via in de prostaat geplaatste katheters.

In mei 2019 heeft KWF subsidie toegekend aan een gezamenlijke project van Erasmus MC en IKNL, getiteld “Zijn moderne bestralingstechnieken veilig als het gaat om de kans op nieuwe primaire tumoren na uitwendige bestraling voor prostaatkanker”. Meer inzicht in de mogelijk late effecten van moderne radiotherapie is belangrijk voor het bepalen van de meest optimale behandeling voor patiënten met prostaatkanker, zodat eventuele risico’s zo laag mogelijk gehouden kunnen worden. Voor dit onderzoek worden in de diverse Nederlandse radiotherapiecentra data over de technische aspecten van de radiotherapie verzameld en gekoppeld aan gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR).

De belangrijkste vragen die in dit onderzoek aan de orde komen zijn: 1) Wat is de invloed van moderne radiotherapietechnieken op het risico van nieuwe primaire tumoren na radiotherapie voor prostaatkanker in vergelijking met oudere technieken? En 2) In welke mate zijn specifieke aspecten van de moderne radiotherapietechnieken, bijvoorbeeld het monitoren van de tumorpositie gerelateerd aan het risico op het ontwikkelen van tweede primaire tumoren?

Lees hier meer over de (KWF gesubsidieerde) onderzoeken naar stralingsbelasting bij prostaatkankerbehandeling.

Het risico op nieuwe tumoren na behandeling prostaatkanker

Studie risico 2e primaire tumoren na radiotherapie prostaatkanker

Meer op DUOS

Meer informatie? Type bij de zoekfunctie op de homepage (www.stichtingduos.nl) radiotherapie gevolgd door uw ziekte in (blaaskanker, prostaatkanker, zaadbalkanker).